3.1 Wat is de juiste werkvolgorde?

Stap 1: Wat ga je maken?

Bedenk wat voor kledingstuk je wilt gaan maken en kies een model. Dit kan uit één van de naai bladen zijn,een gekocht los patroon of een zelfgetekend patroon.

Stap 2: Maten nemen

Meet je lichaamsmaten en vergelijk deze met de maten uit het blad of je gekochte patroon om te achterhalen welke maat overeenkomt met jouw gemeten maten. Nu komt het nogal eens voor dat als je de tabellen van de diverse bladen geloofd, je een veel grotere maat moet hebben dan normaal. Indien dit het geval is kun je ook uitgaan van je confectie maat of één maatje groter dan je confectie maat. Als je zelf je patroon hebt getekend dan hoeft dit natuurlijk niet meer.

Stap 3: Patronen overnemen

Zoek de desbetreffende patronen erbij op de raderbladen van het modeblad, het tissue patroon bij een gekocht model of je grondopstelling van je zelf getekende patroon. Neem vervolgens de door jou gekozen maat over. Kijk even goed welk soort streepje bij jouw maat hoort, want de verschillende lijnen lopen langs elkaar op het blad. Vergeet ook niet alle markering, draadrichtingspijlen en verbindingstekens over te nemen. Deze staan er namelijk niet voor niets.

Stap 4: Aanpassingen

Aangezien patronen overeenkomen met confectie maten (behalve je zelfgetekende patroon) en we uiteindelijk geen van allen ooit 100% een confectiemaat zijn, is het misschien nodig om je patroon te verlengen of te verkorten. Op gekochte patronen staat het punt waarop dit moet worden gedaan aangegeven op het patroon. Bij patronen uit de bladen kies je:

  • Voor rokken de heuphoogtelijn
  • Voor mouwen de ellebooglijn
  • Voor broeken de kniehoogtelijn en zoomlijn
  • En voor een top het midden tussen de borsthoogte en de taillelijn. Bij een hele zware boezem neem je juist de borsthoogtelijn!

Stap 5: benodigdheden verzamelen

Kijk vervolgens in de werkbeschrijving hoeveel stof en welke andere benodigdheden je nodig hebt om het door jou gewenste kledingstuk te kunnen maken. Zo zorg je ervoor dat je alle benodigdheden in huis hebt voordat je aan de slag gaat.

Stap 6: Wassen en strijken

Was en strijk de stof voordat je er mee aan de slag gaat. Dit zorgt ervoor dat je op voorhand de krimp uit de stof haalt, waardoor je kledingstuk niet meer kleiner wordt nadat jij het helemaal op je eigen maten hebt gemaakt.

Stap 7: Aan de slag

Nu gaan we eindelijk dan de patronen op de stof leggen. In de meeste bladen wordt een voorbeeld getoond van de wijze waarop de patroondelen op de stof gelegd moeten worden. Persoonlijk maar ik hier geen gebruik van omdat de delen vaak veel te ruim liggen en dat kost stof.

Let er in elk geval op of er een vleug in je stof zit. Of er een print in je stof zit of bloemen. Want het zou zonde zijn als deze op zijn kop komen te staan. Zorg ervoor dat je op de goede kant van de stof speld (eventuele stoffouten zijn dan zichtbaar) en dat alle patroondelen dezelfde kant uit liggen.

Stap 8: Naadwaarde

Teken op de stof de naadwaarde aan. Bij naden over het algemeen 1 cm naad en bij zomen 2.5 cm bij rekbare stoffen en 4 cm bij niet rekbare stoffen. Sommigen tekenen hun naad liever aan op het patroon. Ik doe dit persoonlijk niet, waarom? Mocht je iets aan je patroon moeten wijzigen dan voorkom je fouten. Je zal niet de eerste zijn die verkeerd meet omdat je naadwaarde op je patroon hebt staan.

Hou er rekening mee dat bij los gekochte patronen de naad vaak in het patroon verwerkt zit en dat deze 1,5 cm is in plaats van 1.

Hier nog een paar tips die je nog kunnen helpen!

Tip 1: Stel moeilijke dingen niet uit.

Natuurlijk snap ik dat het veel leuker is die jurk gelijk in elkaar te zetten om te zien hoe hij staat, maar het is toch handiger om eerst met de rits te beginnen. Daarna wordt het alleen maar gemakkelijker. Zakken, knoopsgaten en paspels. Maak ze als eerste op je panden. Je panden zijn nu nog klein, daardoor kun je er gemakkelijk bij, mocht het onverhoopt toch niet goed gaan, hoef je alleen maar dat ene pand opnieuw te knippen en een tweede poging te wagen.

Tip 2: Houd je kledingstuk zolang mogelijk klein.

Hoe groter je kledingstuk wordt hoe lastiger het wordt om ermee om je naaimachine te manoeuvreren. Zeker als je ook jassen gaat maken.

Hiervoor zijn 2 methodes;

  • Na het naaien van de moeilijke stukken zoals hierboven maak je eerst een heel voorpand, een heel achterpand en hele mouwen. Hierna naai je het voor- en achterpand aan elkaar en zet je de mouwen in.
  • Bij de andere methode maak je ook twee delen alleen dan maak je eerst het hele rokdeel van de jurk, waarna je het bovendeel van de jurk maakt en deze vervolgens aan elkaar bevestigd.

Wanneer kies je nou welke? Als jij weet van jezelf dat er regelmatig wijzigingen moeten plaatsvinden in de breedte na het afpassen, dan kies je voor de eerste manier. Heb je vaak wijzigingen in de lengte dan is het handiger om de tweede manier te gebruiken.

Tip 3: Wijzig de instellingen van je machine zo weinig mogelijk.

hoe minder je de instellingen aanpast, hoe vlotter het gaat en hoe meer fouten je voorkomt. Heb je bijvoorbeeld een halsboord opgezet welke je moet doorstikken, wacht dan met doorstikken totdat je ook de mouwzoom en de rokzoom moet doorstikken. Zo hoeft je maar 1 keer je tweelingnaald in te rijgen in plaats van 3 keer afzonderlijk.

Tip 4: Naden afwerken en draadjes afknippen

Werk een naad zodra je deze heb afgerond ook gelijk af. Zo krijg je de mooiste afwerking en kan je overal nog gemakkelijk bij. Als je de afwerking pas op het einde doet, dan kun je sommige punten al niet goed meer bereiken omdat hier een andere naad kruist. Daarnaast is het lastiger omdat je elke keer het hele kledingstuk onder de machine hebt, in plaats van alleen het af te werken deel.

Leer jezelf aan om na het naaien van elke naad ook gelijk je begin en einddraden af te knippen. Als je de laatste steek aan je kledingstuk hebt gezet, dan is het ook echt klaar! En hoef je niet meer alles na te lopen op losse eindjes.